Geschiedenis St.Gertrudiskerk

Op de Merk in Workum vindt men de St. Gertrudiskerk, de grootste laatgotische kruiskerk van Friesland, met onder meer de grootste ramen van de provincie. Wie de architect of bouwmeester was, is onbekend. Wel zijn bij de laatste grote restauratie (1939-1951) in de zijbeuken restanten van oude fundering gevonden. Die wijzen op een vroeger bouwwerk, dat dan wel aanmerkelijk kleiner was.  De huidige kerk dateert van ongeveer 1480, toen men met het koor begon. Vanaf die tijd heeft de bouw met onderbrekingen, onder andere ten gevolge van geldgebrek en oorlogshandelingen (de strijd tussen Schieringers en Vetkopers), voortgeduurd tot 1616. Toen werd de westzijde van de kerk afgesloten.

Er zijn aanwijzingen, dat het de bedoeling was om de kerk tot aan de toren door te trekken. Als gevolg van ontoereikende financiën heeft men daarvan af moeten zien. Ongeveer honderd jaar is de kerk in rooms-katholieke handen gebleven. Rond 1580 werd de kerk overgenomen door de protestanten. Deze overgang is in Workum tamelijk geruisloos verlopen. De meeste rooms-katholieken gingen van de ene op de andere dag over tot de reformatorische stroming. Uit de rooms-katholieke periode is weinig bewaard gebleven. Natuurlijk het gebouw als zodanig. Verder wijst slechts het koorhek uit 1569 en een aantal in steen uitgehakte voorwerpen (onder andere een bot) op de basementen van de noordelijke pilaren en enkele in de banken van het schip op het rooms-katholieke verleden. Wel gaan er geruchten, dat er mooie gouden en zilveren gebruiksvoorwerpen zijn geweest, en men schat het aantal altaren op vijf, zes of zeven; maar: in de zucht naar vernieuwing is dat alles vernietigd.

Vanaf 1580 heeft dus in de St. Gertrudiskerk de protestantse eredienst plaatsgevonden. Aanvankelijk zal de toen bestaande indeling van de ruimte en de opstelling van het  meubilair niet veranderd zijn. Toch is op enig moment - wellicht was dat rond 1718, toen een nieuwe preekstoel met dooptuin is geplaatst - een nieuwe indeling van de ruimte   gekomen.   Die   opstelling   is   gehandhaafd   tot de  reeds genoemde restauratie. Toen heeft de met de herinrichting belaste  commissie voor de huidige indeling gekozen  met  de  preekstoel op de scheiding van koor en schip en niet meer aan de zuidoostelijke pilaar. Ook verdwenen bij de restauratie dooptuin en koorhek (grotendeels) uit de kerk. Recentelijk (in januari 1998) is de dooptuin gerestaureerd en opnieuw rondom de kansel geplaatst. In 2011 heeft er ook een grote restauratie plaatsgevonden.


Ieder jaar komen duizenden toeristen naar onze kerk om de zeldzame collectie doodsbaren te bewonderen.In de kerkruimte vallen ze  meteen op: een twaalftal vreemdsoortige voorwerpen opgesteld in de beide zijbeuken.De meeste zijn versierd met schilderwerk en randteksten.

Vroeger droeg men op zo'n baar de kist met het lichaam van een gestorvene.Een kleine baar werd gebruikt bij de begrafenis van een kind. Vier mannen brachten het zo naar zijn laatste rustplaats.Volwassenen werden door minstens acht mannen vervoerd. Een zwart rouwkleed bedekte de kist en de baar.Met de doodsbaar voorop trok de rouwstoet vanaf het sterfhuis naar het centrum van de stad.In de kerk of op het kerkhof daarnaast was het graf al gedolven...

Negen van de twaalf baren waren tot het jaar 1818 eigendom van gilden (verenigingen van gelijksoortige bedrijven). Ze worden daarom gildenbaren genoemd. Aan de schilderingen, en soms aan het randschrift is te zien tot welk gilde de baar behoorde. Afbeeldingen met geestelijke voorstellingen zijn zeldzaam. Bijbelteksten komen voor, maar vaker nog algemene levenswijsheden. De oudste gildenbaar stamt uit het jaar 1666 en de jongste uit 1806.

In het begin van de negentiende eeuw werden de gilden verboden en hun bezittingen onteigend. De gildenbaren kwamen in handen van de kerk. De twee schippersbaren waren nog nieuw. Misschien zijn ze daarom samen met andere kwalitatief goede gildenbaren behouden gebleven. Een aantal werd opgeruimd, maar wat overbleef, vormt nu een uniek bezit.

Negen van de opgestelde voorwerpen waren gildenbaren:

  • twee grote baren van de zeelieden (groot-schippers en binnenschippers). Werken van de Hollandse zeeschilder Gerrit Groenewegen hebben als voorbeeld gediend voor de afbeeldingen.
  • een grote baar van de chirurgijns, heelmeesters en apothekers.
  • een grote baar van de boerenstand. Boeren waren van grote betekenis voor de welvaart van Workum (stadsrechten sinds 1399). Eén van de schilderingen laat het waaggebouw van Workum zien.    Aan de andere zijde wordt de akkerbouw uitgebeeld. Daar is ook de Griekse godin Demeter of haar Romeinse equivalent Agricultura te zien.
  • een kinderbaar van de timmerlui (St. Josefs-gilde)
  • een grote baar van de timmerlui (bouwvakkers, schilders, glazeniers, enz.) 
  • een kinderbaar van de schippers.
  • een grote baar van de bakkers en molenaars (in langdurige bruikleen van de Hidde Nijlandstichting te Hindeloopen).
  • een grote baar van de smeden (goud-, zilver- en hoefsmeden) en de klokkenmakers.

Drie baren behoorden niet tot een gilde; ze zijn zwart geschilderd:

  • een grote en een kleine baar voor inwoners van het dorp Hennaard (sinds 1988 in eigendom). De kleine draagt als versiering een kruisteken en is mogelijk voor-reformatorisch.
  • een grote baar voor verdronken personen, zelfmoordenaars en publieke vrouwen (blinde baar).


Meneer Romijn uit Drachten was blij verrast toen hij onze Workumer ‘Kathedraal’ binnenstapte. Vooral de gildebaren hebben zijn dichtersgeest geïnspireerd wat u in het onderstaande gedicht kunt lezen.

Gildebaren

was het een last voor hen die droegen
een vader, vriend, een meester, kind
alleen een lijf of een heel leven
torsten zij schrijnend verdriet
of deed opluchting hun taak verlichten
was het zwichten voor conventies
of zich vertillen aan gemis
van warmte, kracht, van wijsheid, spel?

hun eigen baren zijn gebleven
resten van liefde voor hun vak
nu golft er water in de kerk
dansen de schepen op panelen
hun instrumenten hebben zij gelaten
om zilver te smeden in de ogen van bezoekers
hout te bewerken in de herinnering van mensen
die meewarig huiveren
bij het kijken naar pogingen van weleer
lijf en leed te verzorgen
toen strooiden zij zaad in de akkers
bakten trouw het dagelijks brood
nu oogsten zij roem met hun gildetrots
ja, soms bezweken onder zware rouw
of licht gedacht over de dood van de ander
toch samen gedragen die makker
met zorg voor hem en zichzelf
vereeuwigd in hun ambacht
René Romijn

 

Zoals gezegd, is het interieur bij de restauratie die in de jaren 1939 tot 1951 uitgevoerd werd, bijna geheel veranderd; onder invloed van de inzichten van de hoogleraren J.N. Bakhuizen van den Brink en G. van der Leeuw. Toen is er voor een katholiserende inrichting gekozen.

In de banken van het schip zijn aan de buitenkant nog zogenaamde briefpanelen uit de vroegere, gotische koorbanken te vinden. Die getuigen van bijzonder vakmanschap. Deze paneeltjes dateren uit ongeveer 1530.

Uniek in Friesland is het koorhek uit 1569. Het werd vervaardigd door Claes Thiebbesz., zoals op de bovenkant van het linkerdeel vermeld is.
De preekstoel is een voorbeeld van perfecte houtsnijkunst. De kansel dateert uit ongeveer 1718 en werd gemaakt door 'antieksnijder' Gerbrand van der Haven uit Leeuwarden. Centraal thema van de voorstellingen is de verlossing. Het bijbehorende doophek zal ook uit die tijd stammen en is waarschijnlijk van de hand van dezelfde ambachtsman. Bovendien zal de regeringsbank (plaatselijk bekend onder de naam 'glazen kast') deel uitgemaakt hebben van de opdracht. Bepaalde stijlkenmerken wijzen in die richting.

In het zuidertransept zijn twee gebrandschilderde glazen geplaatst. Die hebben betrekking op de oorlog van 1940 tot 1945. Een daarvan heeft de wapenspreuk van koningin Wilhelmina als onderwerp, nl. "Palma sun pondere crescit" - "De palm groeit tegen de verdrukking in".

Op de koorbanken in het koor is een unieke serie beeldhouwwerk  van  de  in  Workum  geboren  en  getogen  beeldhouwer Tjipke Visser (1876-1955) te zien. Visser vervaardigde ook het vlak voor het koor opgestelde doopvont met bijbelse en symbolische voorstellingen, alsmede een afbeelding van een ouderpaar in Fries kostuum dat hun kind laat dopen. Ook de opgestelde lezenaar met de Friese pelikaan, de aalscholver, is van zijn hand. Evenals de Avondmaalstafel met stoel.

In het koor zijn ook de zogenaamde Noormannenpoortjes te zien. Maar de Noormannen, die rond 1000 na Christus in Friesland geweest zijn, waren in de tijd van de bouw van de kerk allang weer vertrokken. De herkomst van de benaming is dan ook onbekend.

In de ramen van het koor zijn twee gebrandschilderde glazen aangebracht. Dat
is gebeurd ten tijde van de restauratie. De glazen zijn vervaardigd door de
Leeuwarder kunstenaar Jentje Popma. Voorgesteld zijn Maria (in blauwe kledij)
en Martha (in rode kledij). De glazen zijn destijds geschonken door de
vrouwenvereniging van de hervormde gemeente Workum.

Tegen de westgevel van het kerkgebouw  is het orgel te vinden. Het werd in 1697 gebouwd door Jan Harmensz. uit Berlikum. Het instrument bevat pijpwerk uit ongeveer 1530 maar ook uit 1981. In dat jaar werd een omvangrijke reconstructie uitgevoerd en werd 'teruggerestaureerd' aan de hand van het nog aanwezige bestek van Jan Harmensz. De kast van het orgel is voor het overgrote deel nog authentiek.

Bijzonder onderdeel van het interieur vormen de vele gebeeldhouwde grafzerken. Vele zijn behalve van voorstellingen voorzien van zogenaamde huismerken. Die werden gebruikt als handtekening of als kenmerk van een 'huis' in de betekenis van een geslacht. De oudste grafzerk dateert uit ongeveer 1520 en markeert wellicht het graf van een priester of een andere vooraanstaande persoon uit die periode. De Franse keizer Napoleon heeft begraafpraktijken binnen kerkgebouwen verboden.

Aan de zuidkant van het koor treft men de zogenaamde Latijnse school aan. Het bouwwerk stamt het midden van de zestiende eeuw. Het interieur is bijzonder sober en ademt een gotische sfeer. Tot ongeveer 1840 werd hier daadwerkelijk Latijnse les gegeven.

Rondom de kerk is de begraafplaats. Die is momenteel niet meer in gebruik. Op het kerkhof liggen onder anderen Tjipke Visser en een van de firmanten van de Winkel van Sinkel begraven. Laatstgenoemde is in 1832 op zakenreis tussen Leeuwarden, waar de firma een vestiging had, en Amsterdam verdronken op de Zuiderzee. Pas in mei 1833 spoelde de man op het strand van Workum aan.

terug